De onderzoekscyclus
Figuur: Kernactiviteiten voor praktijkonderzoek (overgenomen van blz. 18 in het boek)

Oriënteren: Je start het onderzoek met de kernactiviteit oriënteren. Je probeert in beeld te brengen welke praktijkproblemen en -vragen er zijn, voor wie deze belangrijk zijn, wat erover bekend is, wat het belang van je onderzoek kan zijn voor de school enz. Je probeert het praktijkprobleem of de praktijkvraag (met behulp van theorie) van verschillende kanten te bekijken zonder meteen al in te zoomen op een specifiek deel van het probleem.

Richten: Het richten van je onderzoek betekent dat je inzoomt en het probleem probeert af te bakenen om te komen tot een duidelijke hoofdvraag voor je onderzoek. De opbrengsten van deze activiteit zijn een beschrijving van het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag, al dan niet uitgewerkt in deelvragen.

Plannen: Na het richten volgt het plannen. Tijdens het plannen maak je keuzes wat betreft de vormgeving van je onderzoeksproces. Je denkt na over de onderzoeksactiviteiten die je gaat ondernemen om zo goed mogelijk antwoord te krijgen op je hoofdvraag. Als gevolg van deze activiteit ontstaat het onderzoeksplan, dat beschouwd kan worden als het resultaat van de drie kernactiviteiten oriënteren, richten en plannen.

Ontwerpen: Deze kernactiviteit, die je alleen uitvoert als je een ontwerpvraag hebt, richt zich op een doelbewuste verandering van de dagelijkse praktijk; op innovatie. Je doorloopt, als aanvulling op de cyclus voor praktijkonderzoek, de innovatiecyclus. In de eerste fase van je ontwerponderzoek voer je een beschrijvend onderzoek uit met behulp waarvan je in kaart brengt aan welke ontwerpeisen de oplossing van je praktijkprobleem moet voldoen. In de tweede fase van het ontwerponderzoek maak je een ontwerp (een lessenserie, een instructiemethode, een digitaal leermiddel enz.) dat je daarna test in de praktijk. De testdata die je vervolgens verzamelt, gebruik je om te bepalen of het ontwerpproduct voldoet in de praktijk. Eventueel stel je je ontwerp op basis van je testdata bij en probeer je het opnieuw uit in de praktijk. Je doorloopt de innovatiecyclus dan nog een keer.

Verzamelen: Deze kernactiviteit houdt in dat je instrumenten gebruikt of ontwikkelt waarmee je data in de onderwijspraktijk kunt verzamelen. Je verzamelt de data die je nodig hebt om je vraag te kunnen beantwoorden.

Analyseren en concluderen: Deze kernactiviteit is gericht op het analyseren van de verzamelde data. Op basis van je analyseresultaten formuleer je concrete antwoorden op je onderzoeksvraag in de vorm van conclusies.

Rapporteren en presenteren: Het laatste deel van je onderzoek betreft de kernactiviteit rapporteren en presenteren. Deze kernactiviteit is opgenomen aan het eind van de onderzoekscyclus, maar in feite ben je er al gedurende je hele onderzoek mee bezig. Door veel mensen (collega's, leerlingen, ouders) bij je onderzoek te betrekken, probeer je draagvlak te creëren voor je onderzoek. Afhankelijk van je onderzoeksvraag leidt je praktijkonderzoek tot veranderingen in bijvoorbeeld de denkbeelden van collega's, de omgang met leerlingen, de inrichting van lokalen of communicatievormen in de organisatie.Het is belangrijk om je onderzoeksbevindingen en het verloop van het onderzoeksproces
vast te leggen.
 
onderzoekend lerenOok interessant: Onderzoekend leren - Een stappenplan voor onderzoeksopdrachten
Dit schoolboek ondersteunt leerlingen in het voortgezet en secundair onderwijs bij het uitvoeren van onderzoeksopdrachten. De uitgave richt zich op leerlingen, maar kan ook interessant zijn voor (aankomende) leraren, begeleiders en lerarenopleiders die zich een beeld willen vormen van de stappen die leerlingen kunnen doorlopen bij het onderzoekend leren. Klik hier voor meer informatie.

www.praktijkonderzoek.com